In de ban van de ring Wiki
Advertisement
Val van de Numenor

De vloedgolf

De Val van Númenor of de Ondergang van Númenor was een totale vernietiging van het eiland Númenor, het was een goddelijke straf van de Valar omdat hun koning Ar-Pharazôn onder invloed van Sauron een aanval op Valinor voorbereidde en bijna uitvoerde.

Elendil, leider van de 'Gelovigen' , werd gespaard en ging samen met andere Gelovigen met negen schepen naar Midden-aarde. Zijn vader Amandil de Heer van Andúnië hoorde van de aanval van Ar-Pharazôn en waarschuwde de Valar in Valinor. Hij werd nooit meer teruggezien.

Manwë, Hoofd van de Valar riep Ilúvatar op om de gigantische Oorlogsvloot van Ar-Pharazôn te vernietigen met een grote vloedgolf en verpletterd werd onder grote stenen. Daarachter vernietigde Ilúvatar het eiland en verzwolg het onder de golven iedereen kwam om.

Overlevenden en nasleep[]

De Gelovigen ontsnapte aan de ramp en waren weggezeild naar Midden-aarde om daar een nieuw leven te beginnen. Elendil de leider van de Gelovigen zeilde naar het noorden en stichtte het Koninkrijk Arnor. Elendil's zonen Isildur en Anárion kwamen aan in het zuiden en stichtten het rijk Gondor. Zo onstond de Númenoreaanse cultuur in het Westen van Midden-aarde. Sommige overlevende Númenoreanen kwamen aan in de havenstad Umbar en werden zo Zwarte Númenoreanen die de Duistere Heer Sauron diende.

Na de vernietiging van Númenor bleef er niets van het eiland over en stak er alleen nog maar een rots uit genaamd Tolfalas. Het eiland dat onder het water lag werd Akkallabêth of Atalanta in het Quenyaans. Númenor werd daarna werd het ook

Val-van-Númenor

Númenor net voor de vloedgolf het eiland overspoeld.

Mar-nu-Falmar wat "Land onder de Golven" betekent.

Advertisement